Omgekomen Duitsers in Andel begraven
In het Dorpsblad van Andel, Aktu-Ael, verschijnt in het decembernummer van 2022 een artikel van de hand van Teus van Tilborg over Duitse graven in 1944-1947 in Andel. Dit artikel staat hieronder bijna volledig.
Tijdens de laatste oorlogsmaanden is de strijd hevig in het Land van Heusden en Altena. Het zuiden van het land is dan al in november 1944 bevrijd. Aan de zuidkant van de Bergsche Maas bevinden zich de geallieerden en aan de noordkant de Duitsers. Die verwachten nog altijd door te kunnen stoten naar Antwerpen. Dorpen als Eethen, Drongelen, Genderen, Meeuwen en Dussen hebben zwaar te lijden onder de beschietingen. In totaal zijn er dan ca. 16.000 Duitse militairen in de streek. Ze zijn veelal ondergebracht, ingekwartierd, bij de bewoners in de dorpen. Ook in Andel. Van daar moeten ze naar het front langs de Bergsche Maas. Ze nemen soms ontroerd afscheid.
"We komen niet meer terug", zeiden ze. Velen, vaak nog jonge mannen, komen inderdaad niet meer terug, ze sneuvelen. Hun lichamen worden soms teruggebracht naar de dorpen waar ze waren ingekwartierd. Henk van Berkel had het nog op zijn netvlies staan vertelde hij ooit tijdens een gesprek over de oorlog. "Ik zag hoe een kar vol met bevroren lijken van soldaten werd gelost. Zwaar verminkt, soms alleen maar delen van een lichaam".
In totaal worden in Andel door de Duitsers zelf 31 gesneuvelde militairen op het westelijk deel van de begraafplaats bij de Romboutstoren begraven. Ze zijn vermoedelijk omgekomen in de dorpen binnen de gemeente Eethen. Vijf anderen, leden van de Luftwaffe, zijn op 29 december 1944 gesneuveld op de Wilhelminasluis. Ze worden daar in een gezamenlijk graf begraven ter hoogte van het huidige pand Wilhelminasluis 6. Ze zijn het slachtoffer geworden van een beschieting van de sluis door de geallieerden. Daar stond, aan de Andelse kant, Duits afweergeschut.
Zestien soldaten worden op de begraafplaats begraven in ruwhouten kisten. Met de anderen is dat niet het geval, waarschijnlijk wegens een gebrek aan kisten. In 1947 schrijft burgemeester G.A. Bax een brief aan de Dienst Identificatie en berging in Den Haag, waarin hij, met klem, onder de aandacht brengt, dat "de begraafplaats geheel vol is. Er dreigt een ernstige situatie". Volgens hem zal het geen probleem zijn de lichamen in de kisten op kort termijn te verwijderen. Voor de andere zal een oplossing gevonden moeten worden. Hij schat in dat het mogelijk is in Andel tien kisten te laten maken voor 25 gulden per stuk. Bax gaat er zelfs nog voor naar Den Haag met als gevolg dat een onderzoek wordt ingesteld. Daaruit blijkt dat inderdaad van een noodtoestand sprake is. De graven worden bijgehouden door Arie de Fijter, begrafenisondernemer in Andel.
Op 28 en 29 mei 1947 worden de graven geruimd door zeven militairen met een officier en een adjunct-officier. Tijdens hun verblijf in het dorp worden ze bij particulieren ondergebracht. Op 30 mei 1947 worden de stoffelijke resten overgebracht naar het centrale kerkhof voor gesneuvelde Duitsers in het Limburgse Ysselsteyn. Op 4 juni 1947 maakt het Nieuwsblad voor Gorinchem en omstreken melding van het opgraven.
De familie van omgekomen militairen is vaak onzeker over de plaats waar ze begraven zijn. Dat is ook het geval met de moeder van de 20-jarige Raymond Dubois uit Bischeim, een dorp in de buurt van Straatsburg in het departement Bas-Rhin in de Elzas. In 1940 hebben de Duitsers dit deel van Frankrijk bezet. De inwoners worden vanaf dat moment als Duitse staatsburgers beschouwd en voor de dienstplicht in de Wehrmacht opgeroepen. Vandaar dat ook Dubois in Duitse militaire dienst actief was.
Op 2 juli 1946, dus voordat de slachtoffers zijn herbegraven, schrijft zijn moeder Lina Dubois bovenstaande brief naar de burgemeester van Andel waarin ze vraagt of het juist is dat haar zoon op de begraafplaats van Neer-Andel is begraven. Ze heeft dit van één van zijn vrienden gehoord. Burgemeester Bax bevestigt dit en schrijft dat haar zoon in Eethen om het leven is gekomen en naar Andel is overgebracht. Ze wil graag hebben dat hij overgebracht wordt naar Frankrijk. Ze wendt zich ook tot de Franse consul in Rotterdam. Ze schrijft hem dat haar zoon gedwongen in de Duitse Wehrmacht diende en vraagt het nodige te doen om te voorkomen dat het lichaam opgegraven wordt. Voor de consul is dit weer aanleiding zich tot burgemeester Bax te wenden om hieraan mee te werken. Die belooft ervoor te waken dat het graf behouden blijft in afwachting van het overbrengen van het lichaam naar Frankrijk. Zeer waarschijnlijk is dit uiteindelijk ook gebeurd. Zijn naam komt namelijk niet voor in het register van de in Ysselsteyn begraven militairen. Logisch eigenlijk, hij was immers geen Duitser.
Geraadpleegd: Streekarchief Langstraat Heusden Altena; www.wilhelminasluisandel.nl; www.findagrave.com
Terug naar Oorlog in de Regio.
.