Bij het opruimen van papieren kom ik een artikel tegen uit het Altena Nieuws van 1 april 1993. Het is een ingezonden stuk waarin aandacht wordt gevraagd voor een ramp die plaatsvond op 11 mei 1940 in de buurt van Werkendam.
Het lijkt me een poging waard het verhaal over deze gebeurtenis compleet te krijgen. Al snel blijkt echter dat de verschillende bronnen elkaar op details tegenspreken.
Op 1 februari 1940 worden verschillende Rode Kruissoldaten opgeroepen voor de mobilisatie. De legering in de Oranje-Nassau kazerne in Amsterdam is eigenlijk niet zo als het moet zijn.
Omdat zij niet tot de gevechtstroepen behoren, moeten ze eigenlijk de kazerne uit en een onderkomen zoeken in een school of iets dergelijks.
Maar de legering is wel gemakkelijk, want achter de kazerne ligt een haven en daardoor de verbinding met de grote rivieren.
Begin mei liggen daar tijdelijke hospitaal/Rode Kruisschepen. Het zijn drie binnenvaartschepen, die omgebouwd zijn voor de opvang van gewonden.
Totaal zijn er zestien Rode Kruissoldaten per schip ingedeeld. Zij moeten in een oorlogssituatie gewonden halen en naar Amsterdam brengen. Daar zijn de ziekenhuizen in de Vesting Holland op die opvang berekend.
In de avond van 10 mei krijgt een groep, o.l.v. de arts Aukes, van het Rode Kruis de opdracht naar Sliedrecht te gaan. Via de Vecht, het Amsterdam-Rijnkanaal en de Merwede vaart men die nacht naar Sliedrecht. Daar komen ze in het begin van de ochtend aan.
Sliedrecht is een bijzondere functie toebedeeld voor het geval er oorlog uitbreekt. De stad zal voor heel het westelijke gedeelte van het front de verzamelplaats zijn. Vanuit Sliedrecht zullen de gewonden over de grote steden worden verspreid. In Sliedrecht zijn in het geheim grote voorraden verband- en geneesmiddelen aangelegd en de afdelingen van het Rode Kruis uit de wijde omgeving zijn voorbereid om t.z.t. naar Sliedrecht te gaan om daar te assisteren. Enkele grote loodsen zijn zo leeg te maken en te gebruiken als tijdelijke hospitalen.
Dat de Duitsers een heel andere tactiek toepassen dan de Nederlanders hebben vermoed, is er de oorzaak van dat bij aankomst van het schip, de Actinia, in Sliedrecht, er geen enkele gewonde is. De magazijnen met voorraden zijn nog niet aangesproken en de corpsen van het Rode Kruis van Sliedrecht en de omgeving hebben niets te doen. Maar het ophalen van gewonden staat in het draaiboek en dus gaat de Actinia op weg.
Het is een stralende dag en door het oorlogsgeweld is er geen waterverkeer op de Merwede. Kinderen spelen gewoon aan het water en het dagelijkse leven gaat zo goed en zo kwaad als het kan gewoon door. Af en toe scheert een vliegtuig over en bijna altijd zijn dat Duitse vliegtuigen. Het enige dat een beetje opwinding teweeg brengt is een Duits vliegtuig dat rond 12 uur “iets” in het water laat vallen, het blijft niet drijven en verdwijnt gelijk uit zicht. Niemand besteedt er verder aandacht aan. Het pontje tussen Werkendam en Hardinxveld-Giessendam vaart gewoon heen en weer.
Het Rode Kruisschip, de Actinia, vaart over de verlaten Merwede. De helft van de soldaten ligt in het schip te rusten of te lezen. De andere helft staat of zit boven op het dek. Bekend is, dat alleen die helft het er levend vanaf brengt. De anderen die in het schip zijn komen om.
Om 3 uur in de middag passeert de Actinia de splitsing van de Boven- en Beneden Merwede tussen Werkendam en Hardinxveld-Giessendam. Plotseling is er een enorme explosie en vliegt het schip de lucht in.
Hieronder de vermoedelijke plaats tussen het veerpontje en Werkendam waar de ramp zich voordoet.
Het veerpontje Werkendam - Hardinxveld vv. steekt direct van wal en redt een aantal opvarenden.
De meeste geredde opvarenden zijn gewond. Hoewel het gebeuren zich dichter bij Hardinxveld-Giessendam dan bij Werkendam afspeelt, worden de gewonden, omdat het pontje van Werkendam komt, naar Werkendam gebracht.
Tijdens de reddingswerkzaamheden moet snel worden gehandeld, want het schip zinkt snel. Men meent nog wel geklop te horen, maar voor verder onderzoek is geen tijd meer. De Actinia verdwijnt naar de bodem van de Merwede. Van de zestien soldaten en de schipper komen er elf om. Eén vindt men pas het volgende jaar in mei.
Een andere bron meldt over het gebeuren:
Op 11 mei 1940 loopt de Actinia, een Rode Kruis-hospitaalschip onderweg van Sliedrecht naar Amsterdam, op de Merwede op een magnetische mijn.
De schipper is Huisman. Het motorschip is kort voor de oorlog gevorderd door de Nederlandse Staat en omgebouwd tot hospitaalschip. De Actinia heeft net geholpen bij het evacueren van burgers uit de omgeving van de Grebbelinie bij Arnhem en is op de terugweg naar het depot Vaartuigendienst in Amsterdam.
De vrijwillige soldaten zijn helper bij het onderdeel 2e Roode Kruis Compagnie. Onduidelijk is of het schip dan al onder de naam Actinia vaart, ook De Hoop is mogelijk.
Schipper Huisman is in elk geval tijdens de ramp nog wel schipper op zijn schip. De schipper en vijf Rode Kruishelpers overleven de ramp, de schippersknecht en 10 helpers komen om het leven. Het schip wordt in maart 1941 gelicht.
Op aandrang van de scheepvaart en beroepsvissers –het wrak ligt in de vaargeul- en op verzoek van de gemeente Werkendam en de familie Aartsen, wordt het schip in februari 1941 gelicht. Dan blijkt, dat zich in het voorruim van het wrak nog een stoffelijk overschot van een soldaat bevindt. Hij is degene die tegen de wand moet hebben geklopt als de redders bezig zijn.
Het is de soldaat Gerrit Aartsen.
De omgekomen mannen zijn:
G. (Gerrit) Aartsen (afdeling Baarn)
A.J. (Ambrosius Josephus) Bex (afdeling Maastricht Sergeant/Ploegcommandant)
J. (Jacob) Bruinzeel (afdeling IJmuiden-Velsen)
M.K. de Graaf (afdeling Haarlem)
J. (Jacob) Groeneveld (afdeling IJmuiden-Velsen)
A. (Andries) Hamel (afdeling Den Haag)
J. (Johannes) Romijn (afdeling Leidschendam)
J. (Jan) Sint (afdeling Zaandam)
M. (Matheus) Tak (afdeling Eindhoven)
H.W. (Hendrik) de Vries Danil (afdeling Leidschendam)
J. (Jan Hoek)
Jaren na deze ramp, in 2014, verschijnt in het blad van de Historische Vereniging Hardinxveld-Giessendam het artikel "Het ontplofte motorschip op de Merwede" geschreven door Huib de Kok uit Hardinxveld. Hij beschrijft wat hij, fietsend op de dijk langs de Merwede, heeft gezien.
"Ineens zien we recht voor ons een enorme zuil opstijgen, die we aanzagen voor grond en zand, van misschien wel 100 meter hoog.
In die zuil bevonden zich schotten, planken, maar ook lichamen die met armen en benen zwaaiend rond buitelden.
Slechts een enkeling had het zelf zien gebeuren, want de klap van de ontploffing was pas te horen toen de zuil water alweer bijna beneden was. Langs de waterkant dreef wat hout af. De stroom neemt immers alles wat drijven kon mee."
Hannie Visser-Kieboom wijst me op het boek van Thomas Westerhout "Een Biesboschdorp in andere tijden". Zij stuurt me een pagina uit dat boek waarop wordt verhaald over de gebeurtenis op 11 mei 1940.
"Eveneens op zaterdag 11 mei 1940 explodeerde op de Boven Merwede voor Werkendam, nabij de splitsing met de Beneden en de Nieuwe Merwede een scheepje dat was ingericht voor gewondenvervoer. Dit nadat het op een van de drijvende mijnen was gevaren, die de Duitse vliegtuigen diezelfde morgen daar hadden laten vallen.
Het betrof het 70-ton metende motorscheepje "De Hoop" van schipper Huisman, dat tijdens de mobilisatie in dienst van Defensie was gekomen en derhalve geheel groen was geverfd en van een rood kruis was voorzien. Het scheepje was van Amsterdam naar Sliedrecht gevaren om daar gewonde Nederlandse militairen op te gaan halen. Daar aangekomen bleek dat er geen slachtoffers te vinden waren. Daarna was het scheepje met onbekende bestemming weer in de opvaart gegaan, richting front. Aan boord bevonden zich schipper Huisman, de officier van gezondheid G. Aukes, twee onderofficieren en twaalf hospitaalsoldaten. Door de explosie, die door een grote vuurbal gevolgd werd, brak het motorscheepje vrijwel direct doormidden en begon te zinken.
Het in de buurt varende veerpontje "Veerdienst III", met als bemanning de 32-jarige schipper Hen Heijstek en de 19-jarige dekknecht Teunis Admiraal, die door scherp op te letten de drijvende mijnen konden ontwijken, was binnen enkele minuten ter plaatse. Op het geëxplodeerde schip en in het water bevonden zich verschillende zwaar gewonde personen. Door de dappere bemanning van het pontje werden de slachtoffers van het scheepje en ook die in het water dreven, aan boord van het pontje gehesen. Teunis Admiraal bevond zich nog op het voordek van het zinkende scheepje toen hij onderdeks nog klopsignalen hoorde. Maar het schip zonk opeens zo snel naar de diepte, dat hij deze militairen niet meer uit hun benarde positie kon bevrijden, met als gevolg dat ze jammerlijk verdronken."
Bronnen:
www.oorlogsgravenstichting.nl
www.hetverhaalbewaard.nl
www.grebbeberg.nl
www.katwijkinoorlog,nl
www.groenegraf.nl
www.kustvaartforum.com
www.schiffswrackliste.de
www.4en5mei.nl
Thomas Westerhout - Een Biesboschdorp in andere tijden