De Plaat
Ten zuidoosten van de Wilhelminasluis ligt een gebied, een schiereiland, dat in de volksmond De Plaat wordt genoemd. Op oudere kaarten komt het gebied voor als Graaf Heerlijkheidsplaat.
Dit stukje weidegrond dat bij hoog water voor het grootste gedeelte nog steeds onder water loopt heeft verschillende gebruikers gekend.
Over deze verschillende gebruikers en vooral de manier waarop het terrein werd gebruikt is hieronder meer te lezen.
Over De Plaat loopt tegenwoordig de N322, omdat de Wilhelminasluis op deze strook grond is gebouwd.
Het gebied kende in de loop van de tijd een aantal gebruikers. Werd het eerst nog gebruikt als land om vee op te laten lopen, na de bouw van de Wilhelminasluis bleef dat zo, maar ook anderen eisten een plekje op.
Zo had de Andelse voetbalclub Sparta '30 in de beginjaren er een voetbalveld en kwam er later een scheepswerfje De Gantel. Tegenwoordig is De Plaat in gebruik door Dunea, het duinwater-leidingbedrijf dat hier water inneemt, en loopt er met regelmaat nog steeds vee.
De voetbalclub Sparta '30 1930-1965
Rond 1930 voelde een aantal jongeren de behoefte om ook in Andel de voetbalsport te kunnen beoefenen. De grote animators hierachter waren: Toon Naayen, Ot Bouman, Jan Straver, Martinus en Hendrik van Rijswijk. Zij zetten hun schouders eronder en binnen de kortst mogelijke tijd was de Andelse voetbalclub een feit.
Andere mogelijkheden tot vertier waren er nauwelijks zodat de oprichting van een voetbalclub een goede stap in de richting van meer vertier was. Eerder zal er ook al wel gevoetbald zijn, maar dat gebeurde dan op ongeorganiseerde basis.
De naam van de voetbalclub was snel gevonden, want dat werd Sparta.
De club was er, de naam was er, maar nu nog een terrein. Dat was een probleem, want wie was er bereid een stuk weiland af te staan aan een stel opgeschoten jongens die wilden gaan voetballen. De jongens kwamen bij de Sluis terecht op de zandplaat.
Dat terrein was echter van de Domeinen en werd verhuurd aan een boer uit Wijk. Die wilde voor een bedrag van fl. 25,00 per jaar wel een stuk verhuren om te voetballen. De boer kon overigens het veld wel blijven gebruiken voor zijn koeien en dat had vaak toch consequenties voor de voetballers.
Voor een voetbalwedstrijd moest er altijd eerst tijd genomen worden om het veld vrij te maken van koeienvlaaien. Een kuil diende in eerste instantie als kleedkamer, met de Maas vlakbij was er volop wasgelegenheid. De beroemde thee in de rust werd aangevoerd vanuit Andel via de route over een toen nog bestaand paadje van de sluis langs de Maas naar het terrein van de fabriek van tegenwoordig De Heus.
Het was natuurlijk verre van ideaal, maar er kon worden gevoetbald. Later kwam er een heuse kleedgelegenheid, maar een aparte ruimte voor de scheidsrechter was er niet, die moest zich omkleden in de kleedruimte van de thuisspelende ploeg temidden van de Spartanen.
In 1965 kwam er een einde aan het voetbal op de zandplaat. Sparta '30 vertrok naar een nieuwe accommodatie op De Rietdijk.
(Gegevens en illustraties komen uit het Jubileumboek 75 Jaar Sparta '30 uit 2005). Alle verdere info over de geschiedenis van de voetbalclub is te vinden op de website van Sparta '30 |
Schaatsen bij De Plaat
Er wordt verteld dat Poederoijen al voor de Tweede Wereldoorlog een IJsclub had. De Naam "Nooitgedacht" wordt daarbij genoemd. Veel informatie, eigenlijk niets, over die oude ijsclub is voorhanden.Wel is zeker dat als het vroeger een beetje begon te vriezen er al snel een ijsbaan werd gemaakt, o.a. op de Spoorputten, het water langs de Afsluitdijk net voorbij de ingang naar het bedrijf van Covaco. Als de vorst bleef aanhouden verhuisde de ijsbaan naar het water aan de Maaszijde van de buitenste uitwateringssluis van het Mansvelder gemaal. Nu ligt hier een dam tussen de Maasdijk en de Afsluitdijk in de bocht van de Poederoijense Hoek.
De ijsbaan werd verlicht met zelfgemaakte lantaarnpalen waaraan primuslampen werden gehangen. Deze werden aangestoken in het dorp bij Gerrit van Giessen in de schuur aan de Maarten van Rossumweg. Vervolgens werden ze al brandend per fiets naar de ijsbaan gebracht. Het vervelende was alleen dat ze snel kapot gingen. Als je ermee tegen het stuur stootte ging het gaasje kapot en moest er weer terug gefietst worden om er een nieuwe op te zetten. Op de ijsbaan was een koek en zopietent en in latere jaren werd er zelfs frites e.d. verkocht. Werd de ijsbaan eerst geveegd met een bezem van wilgentakken, later kwam een rolbezem die was gemonteerd op een freesmachine. Ook was er een waterpomp om eventuele scheuren te dichten.
Als de ijsbaan erg kapot was gereden, dan werd deze verlegd richting Poederoijen, ongeveer waar nu de afsluitingsdam van Dunea ligt, ter hoogte van het oude veerhuis.
Er werden wedstrijden gehouden voor de schooljeugd, maar ook werden wedstrijden georganiseerd voor hardrijders. Vele hardrijders kwamen hier op af, een bekende hardrijder uit de streek was bijvoorbeeld Cees Tamerus uit Giessen, ook al omdat de prijzen behoorlijk waren, 100 gulden voor de winnaar was niet ongewoon. Omdat de IJsclub van Poederoijen niet was aangesloten bij een overkoepelende Bond vonden de wedstrijden plaats op avonden dat er op de omliggende ijsbanen niet werd gereden. Er zouden anders niet veel wedstrijdrijders komen.
Jo van de Ven uit Poederoijen was een man die zulke wedstrijden organiseerde. Behalve hardrijden was er ieder jaar schoonrijden voor paren en die waren er in Poederoijen vroeger genoeg.
Scheepswerf De Gantel 1959 - 1975
In 1959 vestigde zich op de zandplaat, dan vaak Sluiseiland genoemd, een scheeps-reparatiebedrijf. Eigenlijk was het in het prille begin alleen een kwestie van opslag van baggermateriaal, vooral afkomstig van de aannemingsmaatschappij voorheen F. Looijen te Gorinchem. Later, toen de Baggercombinatie Fenijn & Jansen ontstond, werd als dochteronderneming "De Gantel" opgericht.
Dit bedrijf ging zich steeds meer bezighouden met reparatie aan de baggermolens en in de loop van de jaren werd de "baggeropslag" afgestoten. Men ging over op het repareren van rivierschepen en het gedeeltelijk bouwen van jachten.
Op het terrein van de werf verrezen steeds meer werkplaatsen en ook werd zelf door de vijf werknemers een helling aangelegd. Een langshelling waarop schepen tot 60 à 70 meter gehellingd konden worden.
Het bedrijf kreeg zoveel werk, dat een tweede helling werd aangelegd, een dwarshelling. Het bedrijf floreerde in de beginjaren '60 van de vorige eeuw.
Onder de baas Hans Hartog, die met zijn gezin bij het bedrijf op de ark Pika woonde, waren plannen voor een geleidelijke groei. De verwachting was toen dat zich op het sluiseiland een scheepswerf zou ontwikkelen die niet alleen voor de baggercombinatie Fenijn & Jansen (de beide directeuren) de nieuwbouw en het onderhoud zou verrichten, maar zeker ook voor derden zou werken.
De foto's hierboven tonen een project dat in 1962 werd uitgevoerd. Een oude drijvende bioscoop die ooit in het Paardenwater in Gorinchem en in een put bij Arkel lag. Deze "Waterbio" werd in opdracht van de Stichting Schoolfonds voor Schipperskinderen omgebouwd tot het schoolschip "Prinses Wilhelmina" dat een ligplaats zou krijgen in Rotterdam.
Er bestaan niet veel foto's van de scheepswerf, maar toch voldoende om een redelijk beeld te krijgen van dit bedrijf. Vooral de ex-werknemers Ab Schoester en Izak Vriens, de laatste woonde ook op het sluiseiland in een ark, gaven mij fotomateriaal. Op de linkerfoto hieronder Ab Schoester aan het werk, ernaast Izak Vriens.
Izak Vriens vertelde me nog een anecdote over de werf. Toen de IJssellinie werd ontmanteld, de linie was ingehaald door de moderne militaire ontwikkelingen, kwamen veel van de pontons terecht bij De Gantel om daar verwerkt te worden. Ze werden daar in het water tussen de dijk bij Poederoijen en het sluiseiland gelegd, in afwachting van de plannen ermee.
Maar in een nacht verdween door een storm het ene ponton na het andere onder water, doordat in die pontons nog gaten zaten. "Niets aan te doen op dat moment", vertelde hij, "Ik ben maar verder gaan slapen".
De volgende ochtend bleek de ravage enorm, maar het is in de loop van de weken daarna allemaal weer goed gekomen. Hieronder nog twee matige opnamen van de platen staal van die pontons.
Van Izak Vriens kreeg ik ook nog een aantal foto's van het leven op het sluiseiland op een ark. Veelal zijn het opnamen van kinderen en een paar ervan wil ik toch hierbij plaatsen. Het blijven unieke historische opnamen van dit stukje grond bij de sluis.
Leken de zaken op en met scheepswerf De Gantel voorspoedig te verlopen en was er genoeg elan om de werf uit te breiden, de werkelijkheid was anders. Fenijn & Jansen huurden het terrein destijds van Domeinen en in de overeenkomst was opgenomen dat de huur tijdelijk zou zijn. Per 1 januari 1975 moest het bedrijf de activiteiten stoppen om plaats te maken voor de Haagse duinwater-leidingmaatschappij. Dit bedrijf was toen al geruime tijd bezig met de bouw van een pomp-station ten bate van de drinkwatervoorziening van Den Haag. Hoewel de direktie van De Gantel alles probeerde om een andere plaats voor het bedrijf te vinden, had dat geen resultaat. Domeinen had geen grond beschikbaar, de gemeenten Woudrichem en Werkendam evenmin. Onvoorstelbaar, maar een goedlopend bedrijf was gedoemd te verdwijnen. Voor de vijf werknemers volgde per 31 december 1974 ontslag en een afvloeiingsregeling en het bedrijf hield op te bestaan.
Haagse duinwaterleidingmaatschappij 1975 - heden
Niet alleen kostte het de Scheepswerf De Gantel het bestaan en de medewerkers ervan hun baan, ook anderen waren niet blij met de nieuwe gebruiker van het terrein. Het sluis-personeel bijvoorbeeld stond niet te springen om deze nieuwkomer.
Een ex-sluiswachter vertelde: "Toen het Duinwaterbedrijf ten tonele verscheen, waren wij als sluiswachters daar helemaal niet zo blij mee. Werd voorheen de sluis nog echt bediend, dus met waterdruk, nu moesten de deuren helemaal worden dichtgedraaid. Het "spelen" met de sluis en de waterdruk, het echte schutten, was definitief voorbij.
Alles werd gedaan om de buffer schoon Maaswater aan de Waalzijde in stand te houden. Ook het spuien, bij gelijk water alle deuren open en de spuivlag in top, was afgelopen. Toen we ook nog eens voor de opening van het Duinwaterbedrijf door Prins Bernhard geen uitnodiging kregen, was de liefde helemaal over."
Op de unieke foto hierboven hebben de twee sluiswachters, Hans van Hees en Jaap Rochat, de deur voor ongeveer de helft dichtgedraaid, daarna konden ze gaan zitten omdat de waterdruk de rest deed.
Hierboven twee foto's van de aanleg van het pompstation.
Wanneer de bouw op De Plaat precies is begonnen blijft onduidelijk, maar op 20 mei 1976 was het zover dat een officiële opening ging plaatsvinden. Per helikopter arriveerde Prins Bernard voor het gemeentehuis, nu Huis Brakel, waar hij door een groot aantal belangstellenden werd opgewacht.
De openingshandeling werd natuurlijk verricht door Prins Bernard die met drie ferme stoten op een oude scheepstoeter het sein gaf dat het lagedruk-pompstation in de Andelse Maas officieel in gebruik was gesteld. Na het signaal kwam uit de Maas een ooievaar, die komt immers voor op het wapen van Den Haag, omhoog met een paling in zijn snavel.
Daarna vertrok het gezelschap naar Loevestein waar nog een aantal toespraken werden gehouden. Uit dank voor de fijne samenwerking met het gemeentebestuur van Brakel bood burgemeester Schols van Den Haag zijn collega Van Eck een grote luchtfoto van het dorp aan, alsmede een cheque van 4000 gulden voor het binnen afzienbare tijd te bouwen dorpshuis. Hieronder een beeld van de gebouwen die nu op De Plaat staan, met daarboven een grote foto van de toen nog leegheid.
De werkzaamheden gingen door en in 1983 kwam Prins Bernhard weer naar Brakel, opnieuw ook per helikopter die weer landde bij Huis Brakel, om nu het hogedruk-pompstation te openen. Opnieuw werd hij bij Huis Brakel door velen opgewacht, o.a. door 800 leerlingen van de kleuter- en lagere scholen van de gemeente Brakel.
De ontvangst was dit keer in Huis Brakel, vooral omdat het waterleidingbedrijf bij de opening van het lagedruk pompstation in 1976 een financiële aanzet tot restauratie ervan had gegeven.
Voor de opening bij het hogedruk pompstation in het Munnikenland was bedacht om Prins Bernhard aan een wiel te laten draaien, waardoor een tableau zichtbaar werd. Daarop was de gehele weg te zien die het water af moet leggen van het Andelse bekken, de plaats waar het water voor Den Haag en omgeving wordt opgepompt, naar de duinen in Scheveningen, waar het water wordt gezuiverd. Deze "waterweg" werd aangegeven door lampjes die eindigden op het eindpunt. Dit eindpunt werd aangegeven door een tobbe, waaruit een ooievaar verrees. Een ooievaar, het symbool van het wapen van Den Haag.
Rest volgt, terug naar Historie Wilhelminasluis