30 oktober 1930 Ontploffing in de Wilhelminasluis
Deze donderdag begint als andere dagen en niets wijst op het drama dat zich rond 14.00 uur zal afspelen. Het is een licht bewolkte dag met een normale temperatuur voor de tijd van het jaar.
Iets voor 14.00 uur vaart de sleepboot Geert Jan (soms wordt de sleper in artikelen Gerrit Jan genoemd) met een sleepschip achter zich de sluis in en meert af aan de oostelijke remming, vrij vooraan in de sluis. Er volgt in deze schutting nog een sleepboot met enkele sleepschepen.
Terwijl het sluispersoneel bezig is de deuren aan de Maaszijde open te draaien, vindt er onverwachts een hevige ontploffing plaats. Grote zwarte rookwolken stijgen op en onttrekken de kolk van de sluis met de daarin liggende schepen een ogenblik aan het oog. Ruiten van de omliggende woningen springen, pannen vallen van de daken en tot ver in de omtrek wordt de knal gehoord.
De schippers van de in de sluis liggende schepen gaan direct naar de plaats van de ontploffing, zo ook de sluismeester Den Besten en ander personeel. Ze zien nog dat grote stukken ijzer door de lucht vliegen en zich met grote kracht in de grond boren.
Van de sleepboot Geert Jan is de ketel uit elkaar gesprongen, de boot zelf is uit elkaar gerukt en gezonken. De ketel ligt in zijn geheel op de wal, terwijl een flink stuk verder zware brokstukken ijzer terecht zijn gekomen. Een ijzeren plaat van het bovendek vindt men zelfs 100 meter verder achter een huis in een sloot.
De kapitein, W. van Asperen uit Dordrecht, staat op het moment van ontploffing evenals de machinist op het bovendek. Hij wordt te water geslingerd, maar weet zich zwemmend, samen met zijn hondje, op de oever te redden. Hij blijkt niet gewond te zijn.
Omdat de machinist, J.H. Mol uit eveneens Dordrecht, niet is te zien, begint het zoeken naar hem onmiddellijk. Het zoeken gaat al snel over in dreggen, zeker omdat bekend is dat de machinist niet kan zwemmen. De machinist wordt niet gevonden en na enige tijd wordt het zoeken naar hem gestaakt.
Op vrijdagmorgen wordt het zoeken en dreggen hervat door de Marechaussee en net na het middaguur wordt het lichaam van Mol gevonden. Gezien zijn verwondingen is hij waarschijnlijk omhoog geslingerd en in de val met zijn hoofd op de basaltblokken gekomen. Het lichaam wordt per sleepboot naar Dordrecht gebracht, nadat identificatie door zijn broers en zijn vader heeft plaatsgevonden. Na de ontploffing zijn onmiddellijk de politie te Woudrichem, geneeskundigen en de Ingenieur van Rijkswaterstaat te Heusden gewaarschuwd, ook een Inspecteur van het Stoomwezen is snel ter plaatse. Het onderzoek naar de toedracht van de ramp wordt dan ook diezelfde donderdagmiddag begonnen.
Zo op het oog is met de ketel alles in orde. De ketel is weliswaar 30 jaar oud, het jaar ervoor is die nog goedgekeurd. De kapitein weet ook niets te vertellen van eventuele problemen voorafgaand aan de ontploffing. Hij stond toen ook rustig wat te praten met een andere schipper.
Natuurlijk is de sluis gestremd, zodat nogal wat schepen aan beide zijden wachten op een schutting. Op vrijdagmiddag rond 16.00 uur arriveert een bok van de firma Gijsberts uit Zwijndrecht om het wrak van de Geert Jan te lichten. Nadat een duiker van de firma Hoogenboezem uit Dordrecht de situatie onder water heeft bekeken en kettingen heeft bevestigd kan het lichten beginnen.
Langzaam wordt de sleepboot omhoog getakeld, maar men durft hem niet geheel boven water te halen. Het gevaar is te groot dat hij dan doormidden breekt en het bergingswerk wordt vertraagd. Langzaam wordt achteruit gevaren met de sleepboot aan de bok hangend en door het water slepend. De volgende ochtend wordt het wrak op de wal geplaatst en dan wordt duidelijk dat alleen de sloop rest. Besloten wordt de Geert Jan ter plaatse te slopen. Het scheepvaartverkeer kan vanaf vrijdagavond weer worden geschut.
Over de oorzaak van de ontploffing wordt weinig bekend, de sleepboot was trouwens eigendom van de omgekomen machinist.
Het duurt nog een behoorlijke tijd voordat alle sporen van het drama zijn uitgewist. Overal ligt ijzer, schade aan de huizen moet worden hersteld en de remming is op de plaats van de ontploffing flink beschadigd.
De bewoners van de sluis en het sluispersoneel, de laatsten stonden niet ver van het ongeluk, zijn allen met de schrik vrij gekomen.
Dat het een enorme schrik moet zijn geweest, illustreert de foto hieronder waarop de bewoonster van het dichtstbijzijnde huis, tegenwoordig nummer 6, verbaasd lijkt te kijken naar het gevaarte in haar voortuin. Deze dame is Katrien van Tilborg, dochter van sluiswachter Willem van Tilborg die als sluiswachter op de Wilhelminasluis werkte van 1911 tot 1939. ** zie ook onderaan**
**Mw. Bouman uit Andel, haar meisjesnaam is Truus Hetjes, herkende haar moeder op deze foto**
terug naar boven naar Historie Wilhelminasluis